Het regent plots artikels over de mislukking van het federalisme. De B.U.B. krijgt volledig gelijk.
Ter herinnering: de exportpolitiek in België is GESPLITST. Dit kost ons vandaag fortuinen.
Economische diplomatie Belgie ligt op apegapen
* dinsdag 04 augustus 2009
*
* Auteur:
Met de dreigende sluiting van Opel wordt België opnieuw genadeloos afgestraft voor het onvermogen om zijn economische belangen te verdedigen en voor zijn tanend economische gewicht, vindt JONATHAN HOLSLAG. 'In menig opzicht heeft Vlaanderen de diplomatieke cultuur van een dorpscafé: veel gepalaver, maar weinig zichtbare resultaten.'
Na de uitverkoop van onze energiesector en ons bankwezen moeten we weldra met Opel Antwerpen wellicht opnieuw het onderspit delven tegen de agressieve economische diplomatie van andere Europese staten. België is een transitstaat geworden, een outletstore voor onze grote buurlanden. Dat heeft niets te maken met het formaat van ons land. Er zijn tal van kleinere landen die beter doen. Waar het werkelijk om draait, is dat onze politieke klasse niet weet hoe onze troeven optimaal te valideren en verder te kijken dan de taalgrens lang is.
Onze economische diplomatie ligt al lange tijd op apegapen door gebakkelei tussen de gewesten. Sinds de regionalisering van het handelsbeleid in 2001 zijn Vlaanderen en Wallonië meer verwikkeld in een onderlinge slag om prestige en electorale zichtbaarheid, dan dat zij hun buitenlandse concurrenten bekampen. Waar het al geruime tijd moeilijker werd om investeringen binnen te halen of om onze uitvoer te promoten, doen we dat nu nog eens in verspreide slagorde: elk met eigen logo weliswaar, in een eigen bureau, met een eigen minister. Kleine lidstaten zoals Nederland en Denemarken zijn vaak met een dik dozijn economische diplomaten in hun belangrijke ambassades vertegenwoordigd. Bij de groten betreft het zelfs tientallen gespecialiseerde gezanten. Gaat u gerust eens op zoek naar hun Vlaamse collega's. Of vraagt u zakenlui in Peking, Tokyo of Delhi naar hun interesse in het Vlaamse Gewest. Flanders, is that a kind of chocolate? Brussels, Bruges en Antwerp tot daar aan toe, maar Flanders, what the heck?De voorbije jaren heb ik een aantal keren aan vergaderingen van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken mogen deelnemen. Een land met de helft meer inwoners, maar met een minstens dubbel zo efficiënte economische diplomatie. Jaren op voorhand wordt gebrainstormd over economische missies en strategische prioriteiten. Zodra die doelen bepaald zijn, worden alle betrokken actoren aangezocht om de krachten te bundelen: nationale overheden, steden, provincies, bedrijven,… 'Nederland heeft geen communautaire problemen', zult u wellicht denken. Zeker, maar zelfs een indeling in gewesten hoeft géén probleem te betekenen. De Duitse Länder voeren bijvoorbeeld ook hun eigen economische diplomatie, maar in een duidelijk nationaal kader waar op het hoogste niveau wordt gelobbyd. Dat de huidige regionale structuur van onze economische diplomatie niet werkt, blijkt veelal uit het feit dat gewestelijke ambtenaren of zelfs ministers er federale ambassadeurs of politici moeten bijhalen om belangrijke economische kwesties te regelen. De handtekening van Kris Peeters onder zijn recente brief aan General Motors was bijvoorbeeld weinig waard zonder de krabbel van de federale premier.
In menig opzicht heeft Vlaanderen de diplomatieke cultuur van een dorpscafé: veel gepalaver, maar weinig zichtbare resultaten. Dat gaat ten koste van jobs, véél jobs. De nieuwe buitenlandminister Yves Leterme heeft als één van de meest urgente taken dan ook meer coherentie te bewerkstelligen in het ontwikkelen van externe economische relaties. De door Karel de Gucht opgerichte adviesraad voor economische diplomatie - op zich een belangrijke stap vooruit - moet verder worden uitgebouwd. Daarnaast moet werk worden gemaakt van gestroomlijnde samenwerking tussen de gewesten onderling, tussen de gewesten en de federale regering evenals tussen de diverse ministeriële departementen. Economische missies moeten vroegtijdiger en grondiger worden voorbereid, met opnieuw alle actoren rond de tafel. Internationaal ondernemerschap, zowel bij grote als kleine ondernemingen, moet worden aangewakkerd met doelgerichte ondersteuning.
Effectieve diplomatie alleen zal onze economie echter niet redden. Ons land moet actief investeren in nieuwe economische groeisectoren. Dat is niet enkel een kwestie van ambities op papier. Het vereist ook dat resultaten kritisch geëvalueerd worden. Neem bijvoorbeeld het idee van België als kennismaatschappij. Volgens cijfers van de Wereldbank zijn er sinds 2002 hooguit 3.000 wetenschappelijke onderzoekers bijgekomen. Volgens de Oeso blijft de intensiteit van de Belgische R&D ver achter op het Oeso-gemiddelde. Dramatischer is de wetenschappelijke output. Het aantal uitgereikte octrooien, de erkenning van wetenschappelijke inventies, is gedaald van 699 in 2002 tot 519 in 2007. Bovendien blijft het overgrote deel van de industriële toepassingen van ons onderzoek in handen van buitenlandse bedrijven en die lijken voor hun onderzoek de wijk te nemen naar goedkopere landen. Er wordt dus misschien wat meer aan vorsing gedaan, maar waar is de economische return?
Een ander voorbeeld is de rol van België als logistieke draaischijf. Dankzij de ligging van ons land is er inderdaad een zeer groot potentieel voor werkgelegenheid. Volgens Eurostat stijgt het vervoer via de weg, binnenscheepvaart en spoorweg echter met slechts luttele procenten. De luchttrafiek is zelfs afgenomen. De haven van Antwerpen daarentegen groeit wel, de containertrafiek zelfs sneller dan die van Amsterdam. Maar volgens de cijfers van Unctad blijft Antwerpen het nog steeds moeilijk hebben om de grote reders aan te trekken. Cultuur, dan. België heeft alle troeven in huis om duizenden extra banen te creëren in deze sector, vooral met de nieuwe rijken uit groeilanden die de Europese cultuur willen opsnuiven. Opnieuw volgens Eurostat blijkt ons land dat potentieel nauwelijks te benutten. In de toeristische sector ligt het aantal overnachtingen ver beneden dat van onze noorderburen en het stijgt amper. Collega's uit Azië en Amerika zijn bij hun bezoek doorgaans overdonderd door de ongelofelijke weelde aan design, mode en culinaire hoogstandjes. Zij stellen steevast de vraag waarom alleen Stella in hun thuisland te vinden is. Zelfs al zou slechts een fractie van de florissante middenklasse in die regio's zulke nicheproducten effectief afnemen, dan nog zou dit een belangrijke stimulans kunnen vormen voor onze export. Voorwaarde is echter een daadkrachtige ondersteuning, coördinatie en promotie van overheidswege: met België als herkenbare brand.
Jonathan Holslag is onderzoeker internationale relaties aan de Vrije Universiteit Brussel.