In Congo is er opnieuw een uitbraak van het gevreesde Ebola virus gaande.
Wat er deze keer gevaarlijker aan is dan bij de voorgaande Ebola uitbraken in Congo is dat er deze keer sprake is van schermutselingen die de vorm van een burgeroorlog aannemen.
In dergelijke omstandigheden is het extra moeilijk om de ziekteplaag in te dijken.
Voor deze virale ziekte is er vooralsnog geen vaccin, het enige middel dat de artsen ter beschikking staat is het gebied waar de epidemie heerst in quarantaine te plaatsen. Voor de rest geeft men de slachtoffers zoveel mogelijk een pijnstillende behandeling (90 procent overlijdt eraan).
Als het virus erin slaagt om zich door de oorlogsomstandigheden op grotere schaal te verspreiden dan loopt België een niet geringe kans om zich onder de eerste andere landen te bevinden waarin deze pest het eerst opduikt. Door het veelvuldig contact dat onze naties onderhouden is het inderdaad niet denkbeeldig dat men op het Europese vasteland in België het eerst met de besmetting in contact komt. De hoge bevolkingsdichtheid eigen aan ons land en de hoge mate van mobiliteit van zijn onderdanen maakt ons bijzonder kwetsbaar.
Het veelal door eigenbelang ingegeven regionaliseringproces houdt op dit vlak dan ook een zeer aanzienlijk gevaar in. Niet enkel dreigt men door het opblazen van alle bestaande banden de overdracht van informatie tussen de regio’s te bemoeilijken maar België kan tot nog toe ook fungeren als unieke brug tussen de Germaanse en Latijnse gemeenschappen levend in Europa.
Als Europees kruispunt voor gegevensoverdracht zou ons land immers als van nature het best geplaatst zijn om deze functie te vervullen en zo een mogelijk pandemie te vermijden. Pandemieën trekken zich van welk soort grenzen namelijk niets aan. Alles wat met volksgezondheid te maken heeft dient dus het best op het Belgische niveau behandeld te worden zolang het niet mogelijk is om een degelijke Europese/Benelux gezondheidszorg op te bouwen die op zijn minst kan wedijveren met de Belgische gezondheidszorg.