Onnozele tekst, maar de vetgedrukte passage slaat wel de nagel op de kop
http://vvb.org/doorbraak/152/32708Ellendig status-quo: hoe lang nog?
30-12-2009 / Bart Maddens
In 2005 werd voormalig Agalev-voorzitter Jos Geysels door de paarse regering aangesteld tot ‘speciaal ambassadeur voor institution building’. Het was de tijd dat de Belgische elite zichzelf wijs probeerde te maken dat België een institutioneel gidsland is voor de wereld. De institutionele bricolage waarmee men het voortbestaan van België nu al veertig jaar kunstmatig rekt, werd daarbij verheven tot een hoogtechnologisch exportproduct.
België had op een bijna miraculeuze wijze ontdekt hoe je bevolkingsgroepen met een verschillende taal en cultuur op een harmonieuze wijze kunt doen samenleven. Eender welk etnisch verdeeld en door bloedige burgeroorlogen geteisterd land hoefde maar de Belgische grondwet te kopiëren om in één klap te worden omgetoverd tot een paradijselijk oord. En Jos Geysels was de man die, als een soort van institutionele missionaris, de wereld rond moest trekken om deze blijde boodschap te verkondigen
België gidsland
Wat Geysels precies heeft verricht in de hoedanigheid van ‘speciaal ambassadeur voor institution building’ is een goed bewaard staatsgeheim. Maar ik heb niet de indruk dat de Belgische heilsboodschap ooit veel indruk heeft gemaakt in het buitenland. Het is wel zo dat België in de wetenschappelijke literatuur een tijdlang als een na te volgen voorbeeld werd beschouwd. Onder meer de befaamde Nederlands-Amerikaanse politicolooog Arend Lijphart was lange tijd vol lof voor het Belgische model. Misschien is het wel mede daarom dat hij eerder dit jaar een eredoctoraat kreeg aan de Universiteit Gent. Maar uit zijn toespraak daar bleek dat zelfs hij stilaan begint te twijfelen aan het Belgische institutionele mirakel.
Als er vanuit het buitenland ooit met bewondering naar de Belgische instellingen werd gekeken, dan is daar toch wel definitief een einde aan gekomen tijdens de politieke crisis van 2007. Want het Belgisch institutionele vernuft heeft kennelijk niet kunnen verhinderen dat het land angstwekkend lang op de rand van de afgrond balanceerde. Sterker nog, de indruk bestond dat het precies de institutionele leerling-toveraars waren die het land naar de bliksem hebben geholpen. In de Spaanse conservatieve pers bijvoorbeeld werd België geregeld opgevoerd als een afschrikwekkend voorbeeld van wat er met een land kan gebeuren als er te veel aan de instellingen wordt geprutst.
Niets toont mooier aan hoe erg het is gesteld met het imago van België in het buitenland dan de (bijna-)aanstelling van Herman Van Rompuy tot eerste Europese ‘president’. Want waarom werd Herman Van Rompuy geschikt geacht voor deze topjob ? Omdat hij er gedurende welgeteld tien maand in geslaagd is om het uiteenvallen van België te verhinderen (gewoon door niets te doen en alle problemen voor zich uit te schuiven). Het desintegrerende België bij elkaar houden (al is het maar voor tien maand) wordt in de EU als zo een fantastische politieke prestatie beschouwd, dat wie daarin slaagt meteen Europees ‘president’ mag worden.
Normen-hiërarchie
Maar ook in België zelf blijft er van het geloof in de Belgische instellingen nog maar bitter weinig over. Tegenwoordig sturen zelfs de belgicisten aan op een zeer grondige institutionele hervorming. Er zijn de bekende pleidooien voor een nationale kieskring en voor samenvallende verkiezingen. Maar de jongste tijd is er nog een ander radicaal belgicistisch idee dat opgeld begint te maken: het invoeren van een zogenaamde normen-hiërarchie. Hyper-Belgen als Tony Mary, André Oosterlinck en Mark Eyskens hebben er al verschillende keren voor gepleit om de decreten van de gemeenschappen en gewesten ondergeschikt te maken aan de federale wetten. Ze laten het uitschijnen alsof dit maar een kleine technische ingreep is. In werkelijkheid zou dit een overstap zijn naar een totaal nieuw institutioneel model, waarbij de federale overheid altijd het laatste woord heeft en de deelstaten zich finaal moeten schikken naar de Belgische wetten. Zo een hervorming zou veel ingrijpender zijn dan de keuze voor een doorgedreven confederalisme. Want dat confederalisme is uiteindelijk niets meer dan het aanpassen van de instellingen aan de huidige politieke realiteit.
Hoe dan ook zijn we vandaag terecht gekomen in een situatie waarbij het Belgische institutionele model zowat iedereen met walg vervult. Flaminganten en belgicisten vinden elkaar steeds meer in hun afkeer voor het institutionele status-quo. De belgicisten streven naar méér België, de flaminganten naar méér Vlaanderen. Zolang die krachten elkaar min of meer in evenwicht houden, dreigt elke poging tot hervorming uiteindelijk toch te landen in de buurt van dat ellendige status-quo. Herman Van Rompuy moet zowat de enige zijn in Vlaanderen die enthousiast is over dat deprimerende scenario. Nochtans riskeert het wel degelijk daarop uit te draaien. Of het zou moeten zijn dat de kiezer in 2011 (of vroeger) de balans definitief doet doorslaan naar de Vlaamsgezinde krachten. In het andere geval kunnen we nog altijd het voorbeeld van Tony Mary volgen en in vrijwillige ballingschap gaan naar zuiderse oorden.