Steeds weer blijken de Belgische jongeren hun geschiedenis echt niet te kennen: kenners beweren dat de historische oorsprong van dit land teruggaat op de confederale gemeenschap van Oude Belgen die omstreeks 50 jaar voor onze tijdrekening dit land bewoonden: zij waren verdeeld over verschillende gemeenschappen: Nerviërs, Morijnen, Aduatiekers, Menapiërs, Eburonen etc. Uit archeologische vondsten blijkt dat zij dapper en gastvrij waren. Een Romeins historicus heeft over hen geschreven: "Zij zijn zich zeer bewust van hun identiteit en drinken bier en mede, en dobbelen op de buiken van hunne vrouwen".
De herinnering aan dit grootse verleden leefde nog volop in de jonge onafhankelijke Belgische staat in de tweede helft van de negentiende eeuw. De Franssprekende studenten die in Leuven toen de dienst uitmaakten noemden hun commilitones uit West-België "les Ménapiens". De spoorlijn die de haardstede van deze studenten uit Poeperinge, Veurne, Oostende, Brugge enz. met Leuven verbond werd algemeen "Le Transménapien" genoemd.
Geen ideaal, geen politieke droom is gefundeerder, getuigt sterker van een doordacht en doorvoeld patriotisme en verbindt ons inniger met deze roemrijke voorvaderen, over wie niemand minder dan de bekende auteur en politieke strijderJulius Caesar heeft geschreven:"Van allen zijn zij de dappersten!", dan de verzuchting om dit heerlijke land na meer dan 2000 jaar opnieuw in te richten als de gedachte aan een confederale staat.
Aldus kan voor allen de droom in vervulling gaan die een grote Belgische dichter (Marnix Gijsen) in 1920 in zijn "Loflitanie va nde Heilige Franciscus" formuleerde: "Geef ons, geef ons allen, geef ons eindelijk een vaderland om te beminnen".