De federale instellingen doen hun werk echt goed... Gelukkig dat er regionale instellingen zijn om de taken over te nemen.
Uit Knack:
Waer bestu bleven?In het nieuwe nummer van Ons Erfdeel wordt de feestelijke lancering van de Vlaamse Erfgoedbiblotheek becommentarieerd, ook al is er eigenlijk allesbehalve reden om feest te vieren.
‘Een jaarlijkse subsidie van 300.000 euro dwingt om de ambities in te tomen, en dat valt niet mee wanneer het de nationale bibliotheken van onze buurlanden zijn die als benchmark gelden.’ In het nieuwste nummer van Ons Erfdeel heeft Pierre Delsaerdt, voorzitter van de vzw Vlaamse Erfgoedbibliotheek, het over de gelijknamige instelling die per Vlaams decreet in 2008 werd opgericht maar die pas op 11 juni 2010 effectief aan haar taak is begonnen. Zes Vlaamse bibliotheken – de universitaire van Gent, Leuven en Antwerpen, de stedelijke van Antwerpen en Brugge, en de provinciale van Limburg – kregen toen de opdracht om het Vlaamse gedrukte erfgoed eerst en vooral in kaart te brengen en ook zoveel mogelijk voor het publiek te ontsluiten.
Delsaerdt vertelt dat Vlaanderen in actie schoot omdat op federaal vlak de Belgische Koninklijke Bibliotheek (KB) in Brussel weinig of niets ondernam om het Belgische en dus ook Vlaamse printerfgoed te ontsluiten, in tegenstelling tot de nationale bibliotheken van onze buurlanden, met die van Nederland op kop: ‘Het lijkt er sterk op dat ze (de KB, nvdr.) geen coördinerende of stimulerende rol meer wenst te spelen.’ In dat opzicht was het bijzonder pijnlijk dat het middeleeuwse Gruuthusehandschrift – pronkstuk van de middeleeuwse Nederlandstalige literatuur met daarin onder andere het ontroerende Egidiuslied – drie jaar geleden door de Nederlandse KB werd ingepikt, mede omdat de KB in Brussel daar niet in wenste te investeren.
Ik hoor het Herman Pleij, samen met Frits van Oostrom de grote specialist middeleeuwse en barokke Nederlandstalige literatuur, nog vertellen: ‘Tot diep in de zestiende eeuw was literatuur, op een enkele uitzondering na, een exclusief Vlaamse aangelegenheid.’ En zeggen dat er rond dit handschrift met zijn 147 liederen zo veel te doen had kunnen zijn! Maak er een permanente opstelling van in het al bestaande Gruuthusemuseum, waar de vroegere eigenaar-bibliofiel Lodewijk van Gruuthuse het zelf in de hand heeft gehad. Laat het bij gelegenheid ook opvoeren, want literatuur in de middeleeuwen was vooral een zaak van zingen en doen en niet van lezen en stilzitten. Uiteraard dat er ook exposities en studiedagen rond middeleeuws literair-picturaal-muzikaal erfgoed hadden kunnen plaatsvinden. Een beetje op de manier van het universitaire Hadewijchexpertisecentrum in Antwerpen, maar dan meer actualiserend en met oog voor een bredere publiekswerking.
Delsaerdt gaat zedig voorbij aan dit Belgische cultureel-literaire schandaal, maar laat niet na te vermelden dat de lethargie van de Brusselse KB aan de basis lag van de oprichting van zes Vlaamse Erfgoedbibliotheken die samen moeten doen wat Brussel niet vermag. Tot zover het goede nieuws. Het slechte nieuws zijn echter de povere middelen die ter beschikking worden gesteld om deze gigantische taak uit te voeren. Zeggen en schrijven 300.000 euro per jaar krijgen deze zes bibliotheken om zich van deze enorme opdracht te kwijten. Hoog tijd dat dit bedrag drastisch wordt opgetrokken.
Mi lanct na di.
Frank hellemans